Foto: ©Jur Kuipers.
Foto links: Zegel van de Heilige Andreas uit de 17e eeuw. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
De romanogotische kruiskerk, de Petruskerk van Zuidbroek, in Groningen, is gebouwd op het einde van de 13e eeuw. Het is een forse kruiskerk met losstaande toren.
Oorspronkelijk is de kerk gewijd aan de heilige Augustinus van Hippo. Deze heilige wordt afgebeeld op het zegel van een van de laatste pastoors en op het 17e-eeuwse kerkzegel [1] De voornaam Augustinus is rond 1600 bij verscheidene families in Zuidbroek in zwang. Volgens M.D. Ozinga (1933) zou de kerk zijn gewijd aan de heilige Petrus. Daarvoor zijn in de archieven echter geen aanwijzingen gevonden [2]. In latere publicaties (1940) herhaalt Ozinga zijn bewering niet, maar inmiddels heeft de nieuwe naam al ingang gevonden.
Foto: ©Jur Kuipers.
Opvallend in het interieur zijn de achtribbige koepelgewelven in het schip en in het koor van de kerk. Het kerkmeubilair stamt uit 1709: de koorafsluiting, drostenbank en kerkvoogdenbank zijn ontworpen door de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer, die ook veel van het interieur van de Mariakerk in Uithuizermeeden heeft ontworpen. De preekstoel is in 1736 ontworpen door Casper Struiwig.
De kerk heeft een vrijstaande klokkentoren, uitgevoerd als zadeldaktoren met vierkant grondplan, die in dezelfde periode als de kerk is gebouwd. Er zijn twee luidklokken, uit 1603, van H. Kellerman, met een diameter van 122 cm, en uit 1610. De toren heeft lange tijd dienstgedaan als gevangenis, waartoe vier cellen zijn ingericht.
In de loop van de eeuwen hebben diverse restauraties plaatsgevonden. In de 19e eeuw is op de kerk een pleisterlaag aangebracht, die in de 20e eeuw weer is verwijderd.
Foto: ©Jur Kuipers.
Het grote orgel in classicistische stijl geldt als de laatste belangrijke vertegenwoordiger van de 18e-eeuwse Groninger orgelbouw. Het heeft 28 registers en een rugpositief en is in 1793-1795 vervaardigd door H.H. Freytag en F.C. Snitger jr. [3]. Het is aanvankelijk de bedoeling geweest het te laten bouwen door A.A. Hinsz, maar die overlijdt in 1785 [4].
Foto: ©Jur Kuipers.
Sinds enige jaren staat in het koor van de Petruskerk een Engels ‘Dunstone’ kabinetorgel, afkomstig uit Devon en in 1844 gebouwd door de Londense firma Jones. Het is in particulier bezit.
In 1997 worden bij opgravingen op het kerkhof restanten van een beeldengroep gevonden. Waarschijnlijk betreft het een zogenaamde calvariegroep uit het begin van de 16e eeuw. De delen van de Mariafiguur en de Christusfiguur zijn, hoewel beschadigd, volgens deskundigen van hoge kwaliteit en vrij zeldzaam voor Groningen [5].
In 1997 zijn bij opgravingen op het kerkhof restanten van een beeldengroep gevonden. Waarschijnlijk betreft het hier een zogenaamde Calvariegroep uit het begin van de 16e eeuw. De delen van de Mariafiguur en van de Christusfiguur zijn, hoewel beschadigd, volgens deskundigen van hoge kwaliteit en vrij zeldzaam voor Groningen. Het Mariabeeld in een nis. Foto: ©Jur Kuipers.
Zie ook: 'Middeleeuwse sculpturen in de kerk van Zuidbroek'.
Het verhaal van Ozinga in DBNL
M.D. Ozinga schrijft in 1940 het volgende over de kerk [6]:
De Nederlands Hervormde Kerk, eertijds Rooms Katholieke, behoort aan de Nederlands Hervormde Gemeente, haar vrijstaande toren aan de burgerlijke gemeente.
Geschiedenis.
Omtrent de stichting zijn geen andere gegevens voorhanden dan het, trouwens voor de hand liggende feit, dat de parochie omstreeks 1280 reeds bestaat. Het gebouw zelf geeft echter duidelijk blijk een in stijl gevorderde romanogotische kruiskerk van het Groninger type te zijn, van rond 1300, met vermoedelijk een toren uit dezelfde tijd.
De bewaarde kerk rekeningen uit de Hervormde periode bevatten enige gegevens over herstellingen aan het gebouw en aanschaffing van meubilair. Zo komen in 1709, het jaartal, dat in ankers op de beklampte zuidelijke torenmuur is aangebracht, posten voor ten behoeve van de toren en speciaal diens zuidmuur: 12800 bakstenen uit Westerlee, 3700 stuks uit Winschoten ‘mede tot de zuidermuire’, 65 tonnen kalck daarvoor; 2 × 2 halve tonnen biers voor de steenvoerders, ‘40 tonnen kalck, yserwerk tot de toorn en pastorie, arbeytsloon van de nieuwe zuidermuire van de toorn, pastorie’, enz.[8] .
In 1730, welk jaartal in ankers op de beklampte of vernieuwde top van het westfront voorkomt, worden belangrijke uitgaven gedaan voor de westgevel. jaar later wordt er voor een portaal gebouwd, blijkens een thans in de gevel zelf ingemetselde steen met opschrift 1770 Joh. Conr. Appelius, pastor Nantko Amsingh en Hindrik Aapkens, kerkvoogden; alsook een uitgaafpost uit 1770 ‘voor 7 legersteden aan den westergevel van de kerk, waarop was komen te staan het nieuws gemaakte portaal’. In hetzelfde jaar moeten nog meer veranderingen hun beslag hebben gekregen, blijkens een steentje in de dichtgemetselde ingang in de eerste schiptravee noordzijde ‘in 1770 is deze deure toegemaeckt’.
1770. JOH. CONR. APPELIUS PASTOR, NANTKO AMSINGH EN HINDRIK AAPKENS KERKVOOGDEN
GDW, blz. 813, nr. [4506].
Wat het inwendige betreft, zij aangestipt, in 1843, het wegbreken van de ‘klunderbeun’ in de noorderarm, het nieuw bevloeren van het koor, het maken van tien nieuwe banken en deuren naar het koor, blijkens het aanbestedingscontract, voor f 600.
Bij de restauratie met Rijkssubsidie in 1915, volgens de toenmalige beginselen, zijn uitwendig de meeste latere veranderingen of toevoegingen ongedaan gemaakt. De westtop is in de veronderstelde oorspronkelijke staat hersteld, en van een veel te zware afdekking voorzien evenals de topgevels van dwarsarmen en sluiting. Dit geschiedt ter vervanging van de 17e of 18e -eeuwse rollagen met topvazen, waarover bij het dwarspand, op de oudste foto's, de dakschilden heen schieten, doch welke bij de westfront en sluiting zich even daarboven verheffen. Eveneens zijn toen de portalen voor de toegangen in westgevel en dwarspandfronten aan noordzijde blijkens imposten en ingangssluitsteen XVIII, aan de zuidzijde en voor de westgevel XIX, weggebroken en deze ingangen zelf terug gerestaureerd, evenals de gedicht gebleven in de zijwanden van de westelijke schiptravee, al dan niet naar gevonden aanwijzingen. De ronde nisjes onder de koorvensters, waarvan de vierpassen en midden rozetten, naar de foto's te oordelen, weliswaar geen oorspronkelijke indruk maken, zijn verder meest geopend. Ten slotte is de naar alle waarschijnlijkheid wel de oorspronkelijke en het levendig effect gevende pleistering van de nisveldjes van de boogfriezen een dergelijke verwijderd (pl. XCIII)[8] .
Inwendig zijn van wanden en gewelf der koortravee de pleister- en witsellagen verwijderd, op enige beschilderde gedeelten na. Op de overige gewelven is toen alleen het overeenkomstig schilderwerk voor een groot deel te voorschijn gehaald[8] .
Gewelfschildering
Foto: ©Jur Kuipers.
Uit GDW:
Vermoedelijke tekst vóór de restauratie:
ALS MEN SCREF DUSENT VIER HONDER YAER, / DAR NA ACHT END TACHTICH OPCREF [OPSCREF?], / DO WOERT DUSSE KERKE GESTOFFERT / ALS GOD INDEN HEMEL ASCENDEERT. / DE DO KERCKHER WAS HET HER HERMEN, / HER PHEBO WICARIUS VAN DE MEDEN, / HER IDO SYN EERSTE MYSSE SANCK. / DE KE[R]CKWOGEDE SINT DUS GENANT / EPPO ELLYKENS [of ELLYKES of evt. ELLYKS] SEER VAL BEKANT, / TYBBO [of LY[U]BBO] SIBENS OCK MYT SINER VLYT, / EGGE FOKENS. GOD SYE BENEDYT
Tekst na de restauratie:
ALS MEN SCREF DUSENT VIER HONDER YAER, / DAR NA ACHT END TACHTICH OPCREF / DO WOERT DUSSE KERKE GESTOFFERT / ALS GOD INDEN HEMEL ASCENDEERT / DE DO KERCKHER WAS HET HER HERMEN / HER POEBO WICARIUS VAN DE MEDEN. / HER IDO SYN EERSTE MYSSE SANCK / DE KECKWOGEDE SINT DUS GENANT / EPPO ELLYK9 SEER VAL BEKANT / TYBBO SIBEN 9 OCK MYT SINER VLYT / EGGE FOKENS, GOD SYE BENEDYT
Afkortingstekens '9' (voor -US) niet eenduidig oplosbaar.
Opmerkingen n.a.v. de gerestaureerde tekst:
Vergelijken we de foto's van vóór en na de restauratie (deze foto's zijn niet in mijn bezit red/HH), dan is de restaurateur niet in alle gevallen zorgvuldig te werk gegaan te zijn. Sommige letters zijn van vorm veranderd en in een aantal gevallen is onjuist of onvolledig aangevuld. In een aantal gevallen is de eerst onleesbare tekst blijkbaar na schoonmaken beter zichtbaar geworden en plausibel aangevuld, maar het is in die gevallen niet mogelijk om de juistheid te controleren. Waar de letters terecht gereconstrueerd lijken te zijn, is dat hieronder niet besproken. HONDER YAER: de gerestaureerde tekst lijkt beter in overeenstemming met de foto. Vreemd is wel dat de E en R van YAER op de foto van vóór de restauratie met elkaar verbonden zijn, maar na de restauratie los zijn komen te staan.
OPCREF is op de oude foto niet herkenbaar en levert ook geen zinnige tekst op (tenzij OPSCREF bedoeld is). Enkel de resten van de gereconstrueerde letters P en C zijn te zien. De tekst is niet consequent op rijm gesteld en een plausibele rijmende oplossing zie ik niet.
DUSSE: De vorm van de U is merkwaardig. De foto van vóór de restauratie geeft een normalere vorm met een schreefje aan de linker onderzijde.
Of de tekst GESTOFFERT of GESACRERT moet luiden, is op grond van de foto niet uit te maken. We moeten hier vertrouwen op de restaurator, maar voor de betekenis maakt het natuurlijk veel uit.
Het woord ASCENDEERT is blijkbaar zonder begrip gerestaureerd, want de letters END zijn onvolledig aangevuld. De tekst is in elk geval hierdoor te dateren op Hemelvaart 1488.
Op de foto van vóór de restauratie is de naam POEBO onherkenbaar. Op de tweede letter na zou dit juist gerestaureerd kunnen zijn, maar de tweede letter is vermoedelijk eerder een H; na de restauratie lijkt boven de O nog een linker bovenstuk van de stok van (blijkbaar) een H zichtbaar gebleven te zijn. De juiste lezing zou dus PHEBO kunnen zijn.
WICARIUS: De schrijver lijkt een verschil gemaakt te hebben tussen de lettervormen V en W, die niet altijd gebruikt zijn op de manier waarop wij dat zouden doen, maar dat is in die tijd geen zeldzaamheid. Bij WAS in r. 5 is dit op de foto goed te zien. We moeten in de overige gevallen vertrouwen op de interpretatie van restaurator. Consequentie is echter dat dan daadwerkelijk WICARIUS, WOGEDE en VAL gelezen moet worden.
De tekst KECK WOGEDE lijkt terecht zo te zijn gerestaureerd. De R is blijkbaar achterwege gelaten; de W is in overeenstemming met de foto en deze afwijkende spelling komt vaker voor.
EPPO de naam is onduidelijk overgeschilderd, waardoor er YPO lijkt te staan. Het zijn echter vermoedelijk twee P's, die een stok delen, zoals in dit schrift gebruikelijk is. Van de E is het rechter bovenlijntje onvolledig gerestaureerd.
BEKANT: de rechterzijde van de A lijkt onvolledig te zijn aangebracht, waardoor er BEKENT lijkt te staan.
TYBBO: de restauratie van de T lijkt aan te sluiten op de foto van vóór de restauratie. Het dwarsstreepje is op de foto niet te zien is opvallend laag aangebracht, anders dan de andere T's in het opschrift. Gezien de ongewoonheid van de naam Tybbo is een lezing als LYBBO (bedoeld als Lyubbe) wellicht verkieslijker.
Het woord SINER is onduidelijk gereconstrueerd, waardoor er haast FRAU lijkt te staan. SINER is echter ongetwijfeld bedoeld en op de oude foto duidelijk herkenbaar.
N.B. Destijds deels met schimmel bedekt; thans gerestaureerd. Afgebeeld (vóór de restauratie): S. H. Achterop, P. van der Wal, G. G. Wolthuis. Meeden. Geschiedenis van een Gronings dorp. Groningen 1969, Blz. 33. Nieuwe transcriptie door met dank aan H. Stuut en dr. O.D.J. Roemeling.
GDW, blz. 143, nr. [515] geeft als transcriptie:
ALS MEN SCREF DUSENT VIER HONDERT JAR, / WAS ...S ACHT UND TACHTIGH ... , / DO WAS DUSSE KERKE GESACRERT / ... OD ... NDER ... IEL .... / DE DO ... WAS BET HER HERMEN / HER ... VICARIUS VAN DE MEDEN
HER IDO SYN EERSTE MYSSE SANCK / DE KERKVOGEDE SINT DUS GENANT / ELTIO ELLYKS SEER VAL BEKANT / AYBBO SIRENS OCK MYT SINER VLYT / EGGE FOKENS, GOD SYE BENEDYT
Achterop gaf de transcriptie:
ALS MEN SCREF DUSENT VIER HONDERT JAR, / WAS ...S ACHT UND TACHTICH ... / DO WAS DUSSE KERKE GESACRERT / ... OD ... NDER ... IEL .... / DE DO ... WAS BET HER HERMEN / HER ... VICARIUS VAN DE MEDEN. /HER IDO SYN EERSTE MYSSE SANCK / DE KERKVOGEDE SINT DUS GENANT / ELTIO ELLYKUS SEER VAL BEKENT / AYBBO SIBENUS OCK MYT SINER VLYT / (E?)GGE FOKENS, GOD SYE BENEDYT
Pathuis maakt hierop enige correcties:
TACHTIGH i.p.v. TACHTIGH, ELLYKS i.p.v. ELLYKUS, BEKANT i.p.v. BEKENT, SIBENS i.p.v. SIBENUS, EGGE i.p.v. (E?)GGE
Op grond van de foto bij Achterop (die niet alle teksten herkenbaar toont) zijn de volgende correcties c.q. opmerkingen te maken:
(Y?)AER i.p.v. JAR
WAS ...S zal ten rechte DAR NA moeten luiden; TACHTICH lijkt juist; Pathuis corrigeerde ten onrechte.
WAS zal ten rechte VOERT of WOERT moeten luiden.
BET zal HET moeten luiden
ELLYK(U)S: beide oplossingen zijn mogelijk. Het afkortingsteken staat gewoonlijk voor -US, maar oplossing als -ENS of -ES lijkt eerder bedoeld te zijn; Pathuis' lezing BEKANT lijkt inderdaad juister, niet alleen vanwege het rijm, maar ook op grond van de vorm van de letter
De lezing AYBBO lijkt te zijn ingegeven door de decoratie in de marge. TYBBO sluit meer aan bij de lettervorm. Mogelijk is ook LYBBO, maar de andere voorkomens van de L geven meestal een minder lange stok. De schrijver varieert op dat punt echter regelmatig (vgl. HER en HERMEN, BEKANT en BENEDYT enz.); SIBEN(U)S: beide oplossingen zijn mogelijk. Hier lijkt een oplossing als -S eerder bedoeld te zijn; BEKANT lijkt inderdaad juister, niet alleen vanwege het rijm, maar ook op grond van de vorm van de letter
EGGE lijkt terecht door Pathuis gecorrigeerd te zijn. Aldus Pathuis/Alma in GDW
Tot zover GDW.
Vervolg Ozinga[8]
Interieur wordt opgeknapt
In het jaar 1937 is in werkverschaffing, onder de belangeloze leiding van de architect H.R. Holthuis te Zuidbroek, het interieur opgeknapt, waarbij in het bijzonder de vergane pleister- en witsellagen van de wanden zijn verwijderd, alsook het pleister- en schilderwerk van de gewelven bijgewerkt is. Hun ribben en bogen zijn daarbij eveneens overwegend als schoon werk behandeld.
Op dezelfde wijze vindt in 1938/1939 de uitwendige ont pleistering en herstelling van de toren plaats.
Het gebouw ligt op het midden van een ruim ietwat verlaagd kerkhof en is georiënteerd met een afwijking van 4 graden naar het noorden. De toren staat op ongeveer 20 meter ten noordoosten vlak bij de rijweg.
De kerk (Afb. 1.) bestaat uit een schip van twee traveeën, een dwarspand met niet zeer diepe armen en een recht gesloten koortravee. Op de aansluiting van schip en noorderdwarsarm bevindt zich de voor een klein gedeelte uitgemetselde traptoren.
Het binnenwerks bedraagt de lengte der kerk 33 meter en de breedte over schip en koor 8,35 meter, over het dwarspand 19,60 meter. De muren zijn overal ongeveer 1,30 meter. dik. De gewelfkruin ligt van het westen af gerekend respectievelijk 16,00 meter, 16,40 meter, 15,85 meter en 15,10 meter boven de in het koor verhoogde vloer en in de dwarsarmen ± 15,20 meter; de daknok op 21,60 meter.
Afb. 1. Zuidbroek. Petruskerk. Plattegrond, situatie, doorsneden en details. Bron: Ozinga.
De westzijde van den toren meet 9,69 meter., de oostzijde 9,75 meter., de noordzijde 9,70 en de zuidzijde 9,55 meter.; zijn muurdikte bedraagt 1,80-1,90 meter. Het recht opgaande muurwerk, dat inwendig op 7,50 meter. voor de oplegging van de klokkenzolder een aanzienlijke versnijding heeft, gaat op tot 13,60 meter; de daknok ligt op 19,80 meter hoogte.
Afb. 2: Zuidbroek. Toren bij de Petruskerk.
Bron: Ozinga.
De kerk is geheel opgetrokken uit baksteen van 30 × 9 cm, 20 lagen 2,02 meter, in Vlaams verband. Bij de restauratie in 1915 is in de Betuwe gebakken steen van een paarsige tint gebruikt, die ongunstig afsteekt bij het dieproode kleurige oorspronkelijke materiaal uit de streek zelf. Slechts de dekplaten van de kapiteeltjes in het interieur zijn van Bremer steen.
Voor de toren is baksteen van 31 × 9,2 cm, 20 lagen 2 meter gebruikt, eveneens in Vlaams verband. De beklamping van de zuidmuur bestaat uit steen van 28 × 14 × 6,3 cm, 10 lagen 73,5 cm. De dagkant van de, mogelijk later vergrote, vensters van de oude gevangenis tegen die muur zijn gemetseld met latere steen van 24 × 11,5 × 5 cm.
De kerk is gedekt met een van west naar oost doorlopend zadeldak, waarbij de zadeldaken van de dwarsarmen op vrijwel gelijk niveau aansluiten. De dakschilden zijn belegd met oude zwarte geglazuurde pannen. Het zadeldak van de toren, tussen bij de laatste herstelling ietwat boven de schilden opgetrokken sluitgevels, heeft moderne pannen.
De kerkmuren (pl. XCIII, en XCIV, 1) worden geleed door lisenen, die over het benedendeel steunbeersgewijs verzwaard zijn. De decoratieve behandeling verdeelt daartussen het recht opgaande muurwerk in een vrij lage benedenzône en een hogere vensterzône[8] .
De omkraalde spitsbogige ingangsnis in de zuiderdwarsarm en de gedichte noordelijke van de eerste schiptravee bevatten klaverbladbogig overtoogde omkraalde toegangen, de gelijke ingangsnis in de noorderdwarsarm en de gedichte zuidelijke van de schiptravee daarentegen rondbogig gesloten toegangen; boven de doorgang bevat het boogveld telkens vlechtwerk. De traveewanden zijn verder onder de ronde waterlijsten verlevendigd door reeksen van spitsboognissen, die door kolonetten worden gescheiden, doch in het midden meest door stijlen. De midden- of binnenste nissen van de benedenzône vertonen daarbij de bijzonderheid, dat ze van een kraalprofiel zijn voorzien, dat niet omgaat langs de kolonetten en daar ook niet door kraagstenen wordt opgevangen. Bij de koortravee en de oostelijke dwarspandmuren bevat het bovendeel van deze nisvelden omkraalde ronde nisjes, behalve wat de ietwat smallere buitenste velden van de sluiting betreft[8] .
Volgens ingewijden zou dit een 'strafbankje'. Het staat binnen het doophek bij de preekstoel. Er wordt verteld dat gevangenen op zondag uit de toren/cachot zijn gehaald en daarop moeten zitten met het gezicht naar de gemeente toe. Helaas verstoren snoeren en een microfoon de afbeelding. Foto: ©Jur Kuipers.
Deze benedennisvelden corresponderen niet geheel met de telkens twee omkraalde langwerpig-smalle spitsboogvensters en overeenkomstige flankerende nissen met verschillend gevormde vlechtingen, die waar mogelijk aanwezig zijn. De sluiting onderscheidt zich door drie vensters in het midden; de smalle zijwanden van de dwarsarmen hebben enkel een lager spitsboogvenster met het oog op de overwelving. De boven zone wordt afgesloten door rondboogfriezen, waarboven de gebruikelijke, met een kwart bol en hol geprofileerde lijst.
Het topveld van de noorder dwarsarm is gevuld met een netwerk van negen, door kolonetten gescheiden en door klimmende boogjes afgedekte velden met vlechtwerk. De sluitingstop is evenzo opgelost in vijf door kolonetten gescheiden velden, binnen de drie middelste waarvan diepe omkraalde spitsboognissen aanwezig zijn; de topgevel van het schip heeft bij de restauratie een gelijke detaillering gekregen. De topgevel van de zuiderdwarsarm is iets minder opgedeeld. Deze vertoont in het midden drie gelijke hoge spitsboognissen, waarbinnen door twee rondboogjes verbonden negkralen en vlechtingen; terzijde en boven bevinden zich bredere nissen of velden met enige kleine spaar nissen[8] .
De vlak opgaande toren (Afb. 2.) heeft aan de noordzijde een rondbogige ingang met deklijst en rondstaafprofiel, en aan de west-, noord- en zuidzijde twee gekoppelde rondbogige, in een rondboog nis gevatte galmgaten. Aan de oostzijde tekenen zich de vroegere gedichte galmgaten nog in het metselwerk af. In de zuidwand zijn voor de ‘gevangen hokken’ inwendig (vermoedelijk XVII A) tweemaal twee venstertjes gebroken. De topgevels aan west- en oostkant zijn op onderling enigszins verschillende wijze verlevendigd met door lisenen gescheiden smalle klimmende spaarvelden. Het inwendige toont op ongeveer 7 meter uit de vloer een aanzienlijke versnijding, ter wille van de oplegging van de klokkenstoel[8]
De detaillering van der kerkwanden inwendig (Afb. 1. en pl. XCV) correspondeert tamelijk goed met de buitenbehandeling. Onder de vensters bevinden zich door kolonetten of smalle dammen gescheiden en met twee spitsboogjes gesloten spaar nissen, maar in de koortravee en de oostwanden van de dwarsarmen wegens de roosvensters bredere rondboog nissen. De omkraalde nisvelden in het koor, waarbij zich onder de rozen enige diepe nisjes bevinden, worden gescheiden door kolonetten; in de dwarsarmen zijn slechts de binnenste grotere nissen van twee rondstaven voorzien. De ook aan de binnenzijde van negkralen voorziene vensters worden geflankeerd door nissen met kraalprofiel, die volgens de muraalbooglijnen zijn afgesneden[8] .
Alle traveeën worden overdekt door koepelachtige gewelven, in de vierkante traveeën met acht en in de dwarsarmen met vier ribben, die slechts bij de aanzet gevormd worden door ronde staartstukken en hogerop van rechthoekige doorsnede zijn. De ribben komen samen in sluitringen, waarbinnen bij de ruimte van de koortravee een rozet van rondstaven is beschreven. In de westelijke schiptravee en in de zuiderdwarsarm is geen sluitring aanwezig, maar bij de eerste worden voor het oog twee kransen gevormd door schijfvormige ribverdikkingen om de sluitsteen. Het koorgewelf heeft velden met liggende visgraat-vlechtingen, bij de overige gewelven zijn de velden koepelvormig gemetseld. De gewelven worden gescheiden door geprofileerde gordelbogen op muurzuilen, die oorspronkelijk geheel door rondstaven begeleid worden. Ter ondervanging van de vroeger afgehakte bogen zijn bij de koortravee in 1915 en verder bij de laatste herstelling onderkragingen gemetseld. Als ondersteuning van de ribben zijn van de grond opgaande kolonetten aanwezig, die echter ter kapiteelhoogte geen of gebrekkige aansluiting bij deze hebben[8] .
De gewelven hebben om het middelpunt en bij de aanzet van de korte ribben een 15-eeuwse beschildering met loofwerk. Op de gewelven van de tweede schiptravee, van de kruising en van de dwarsarmen komen in 1938 hoeken met geschilderde vlechtingen van oudere datum voor de dag, en op de schipgordelbogen enige blokken en banden. Ook zijn in 1915 in het koor (pl. XCIV, 2), waar de ribben en rozet eveneens met geschilderde blokken en banden zijn verlevendigd, boven de sluitingsvensters twee elkander bestrijdende dieren en beneden op de noordwand een engelfiguurtje blootgelegd. De noordelijke schipwand vertoont aan de westzijde nog een wijdingskruis[8] .
De kerk bezit:
Avondmaalstafel, midden XVII.
Preekstoel
Een gaaf bewaarde preekstoel, rijk versierd met Lodewijk XIV ornament en op de kuippanelen allegorische vrouwenfiguren. Op het middelste plintveld leest men: ‘1736 is dese predicstoel gemaakt als Conradus Klugkist pastor Harmen Menssens en Onno Fockens kerckvoogden waren’. De stoel staat binnen een eenvoudig doophek met Ionische pilasters en flesvormige spijlen in het opengewerkte bovengedeelte, dat op de hoeken Lodewijk XIV-sierpotten en in het midden een rijk gesneden Lodewijk XV-lezenaar, met aan de binnenzijde 1770, draagt[8] .
Gebeitelde tekst op de preekststoel. Zie transcriptie hieronder. Foto: © Jur Kuipers.
1736. IS DESE PREDIGSTOEL GEMAAKT ALS CONRADUS KLUGKIST PASTOR, HARMEN MENSSENS EN ONNO FOCKENS KERKVOOGDEN WAREN
N.B. Afgebeeld: LNB, blz. 7, 9. MON, plaat XCV. GDW, blz. 813, nr. [4509].
In de kerkrekening van 1736 ontvangt
‘Casper Struiwig beelthouwer wegens besteck van een nie predickstoel 435 gl.’ en ‘Casper Struiwig beelthouwer voor eenich gesneden capiteelen an het doopheck 2,10 gl.’
Aangaande thans verdwenen onderdelen vindt men:
‘Aen G. Berckhars betaelt voor geleevert kooperwaarck an de nie predickstoel 16 gl.’; ‘an Hindricus Struiwigh betaelt een santlooper in geheel 2 gl.’.
De bekroning van de Herenvbank met luifel. Foto: ©Jur Kuipers.
Tegenover den preekstoel staat thans een bank met luifel op gecanneleerde Korinthische zuilen, gesneden bekroning met cartouche en daarboven afgehakte wapenschilden alsmede latere zijstukken van lofwerk, daarvoor zijn een paar bijbehorende banken aanwezig met latere(?) gesneden afsluitingen van de zijschotten. In de cartouche met afgehakte schilden van de bekroning staat bovenin:
‘1671 en lager in liggend ovaal als Daniel Wussim was pastoor doe hebben Focco Amsinck en Willem Smael als vooghden in dit choor laten maken dese bancken ende floer’.
1671. ALS DANIEL WUSSIM WAS PASTOOR, DOE HEBBEN FOCCO AMSINCK EN WILLEM SMAEL ALS VOOGHDEN IN DIT CHOOR LATEN MAKEN DESE BANCKEN ENDE FLOER
Wapens:
Rechts: Onherkenbaar. Drie met twee pijlen van boven naar beneden schuinkruislings doorstoken harten [Amsingh?].
Links: Onherkenbaar.
N.B. Afgebeeld: Kijken naar de provincie Groningen. Groningen 1965. Blz. 67. Hier ten onrechte Noordbroek genoemd. GDW, blz. 813, nr. [4511].
Wapen
SEDILIA RENOVATA C. KLUGKISTIO V.D.M. GERH. SCHAFFERO N.V. ET HOMMONE ELTIES AEDIS CURATORIBUS A. AER. CHRISTI MDCCIX
Schildhouders: twee omziende leeuwen.
Wapen, vrijwel onherkenbaar: Groningen.
N.B. Bank, tevens koorafsluiting. Tekst in tweevoud, vrijwel gelijkluidend. Afgebeeld: MON, plaat XCV, Ook: LNB, blz. 7.
Als koorafsluiting doen dienst twee gestoelten, bestemd voor de drost van de stad Groningen en de kerkvoogden, waarvan het bovendeel van het achterschot door boogjes verbonden balusters heeft, en boven de lijst een gesneden bekroning met door leeuwen gehouden gekroonde cartouche, waarop staat het afgehakte stadswapen
‘edilia renovata c. Klugkistio v.d.m.g. Schaffers n.v. et hommone elties aedis curatoribus ao aere christ. Mdccix’;
terzijde lofwerk, en gesneden deurbekroningen en knop-stijlen, evenals bij de ervoor staande eenvoudige banken uit dezelfde tijd. Tussen deze gestoelten bevindt zich een bijbehorende deurboog met 19-eeuwse deuren naar het koor, waarboven een door grof lofwerk omgeven cartouche met opschrift: ‘in den jare MDCCCLII zijn in het inwendige deser kerk enige veranderingen en vernieuwingen gemaakt toen ds. Edzard Tinga predikant Wibbo Cornelius Wildervanck Roelf Luitien bouwman en mr. Hendrik Bonifatius van der Haer kerkvoogden waren te Zuidbroek’; hetzelfde staat aan de achterzijde[8] .
De meeste overige kerkbanken zijn gelijk aan die voor de koorafsluiting; ook de deuren naar het orgel en portalen hebben een vroeg-18-eeuws karakter.
Een gedeelte van het koorhek. Foto: ©Jur Kuipers.
Enige opheldering geven de volgende rekeningposten uit 1709: ‘bedongen schipvracht van Groningen weegen het nieuwe gestoelte voor het koor 5,10 gl.’, en vooral uit 1710: ‘aen de bouwmester A. Meyer voor de Heer Drosten bancken met de twee daarvoor staande gemeyne bancken en eenigh gelevert holdt tot de noorderdeure tesaemen 293,6; aen de beelthouwer Jan de Rijk voor het gesneden werck tot het gestoelte van de Heer Drost 114 gl. 8 st. en voor het gesneden werck aen de kerckvoogdenbancken en anders 140 gl.; tot betaelinge van 't gestoelte voor de Heer Drost is van de H. Heeren Borgemeesteren ende Raedt vereert 250 Car. gl.; Aen Mr. Menke Molken voor de kerckvooghdenbancken met de twee daervoor staende bancken, de 3 bancken ofte 4 panden achter het portael van de noorderdeure met 27 deuren voor mansbancken en noch eenigh ander werck 472,5 gl.; noch aen de bouwmester A. Meijer wegens reiscosten en vertering ...... 10 gl.’[8] .
Het orgel
Het orgel, waarvan het front, dat van het rugpositief en de tribune versierd zijn met Lodewijk XVI-motieven. Op de cartouche onder het rugpositief staat:
‘MDCCXCIV toen joh. conr. appelius pastor Tjakko Aapkens en Sibolt d. Eppes kerkvoogden waren is dit orgel door F.C. Snitger en H.H. Freytag vervaardigt’. (zie ook kader hieronder uit GDW)
In 1793 is aan de orgelmakers Snitger en Freytag de eerste en tweede termijn van het nieuwe orgel ingevolge bestek, 2500 gl. betaald, en in 1794 het restant ad 4500 gl. Tevoren zijn soms eveneens dezelfde orgelmakers als in Noordbroek met de zorg voor het orgel belast:
‘1670 Jan Helman orgelmaecker wegens verbeteringe, arbeydtsloon ende anders gelevert ende gedaen aen 't orgel 87,10’,
ook in 1673 komt een kleine post voor Jan Helleman voor; later, o.a. in 1709 onderhoudt Jan(nes) Raedeker (Radeker, Radker) het orgel, en nadien sinds 1728 Matti(e)as Amoor(t)’.
MDCCXCIV, TOEN JOH. CONR. APPELIUS PASTOR, TJAKKO AAPKENS EN SIBOLT D. EPPES KERKVOOGDEN WAREN, IS DIT ORGEL DOOR F. C. SNITGER EN H. H. FREYTAG VERVAARDIGD
GDW, blz. 813, nr. [4510].
Grafzerken
Verscheidene grafzerken, de oudste zandstenen voor de ambtsman (Beerneer) Jarges († 1558). Verder hardstenen, o.a. met wapen voor de kerkvoogd en zijlvest Nanno Amsingh († 1690), van 2 × 0,70 meter; voor de wedman en kerkvoogd Jan Arents († 1697) met wapen onder draperie en onderaan doodssymbolen, van 2 × 0,865 meter; diens weduwe Eppien Amsing († 1726), met typisch beeldhouwwerk, van 1,99 × 0,845 meter; voor Assien Arens († 1764) weduwe van de commijs en proviantmeester C.C. Emmery, van 1,99 × 0,85 meter.
Grafzerken van Eppien Amsing en Nanno Amsingh in de kerk
ANNO 1726, DEN 19 MEERT, IS DE EER
EN DEUGTSAME VROU EPPIEN AMSING,
WEDUWE VAN WYLEN DE WEDMAN EN KERK
VOOGT JAN ARENTS, IN DEN HEERE GERUST
IN HET 63STE JAAR HAARS OUDERDOMS,
VERWACHTENDE EEN ZALIGE OPSTANDINGE
DOOR JESUM CHRISTUM (GDW)
Nadat myn egaas sterflyk diel
Voor vele jaren my ontviel
Bescheen my het geluk, dat ik
In my vervult zag door 't beschik
Van God 't geen opgesloten ligt
In d' houlykszegen, 't was 't gesigt
Des nageslagts, dog 't beste ziet
Myn ziel nu vreed en vreugt geniet.
Bron: Menterwolde, dorpsgezichten
ANNO 1690, DEN 10 SEPTEMBER, IS DIE EERSAMR NANNO AMSINGH,
IN SYN LEVEN KERCKVOOGHT TOT ZUITBROECK
ALSMEDE ZYLVEST VAN TERMUNTERZYL,CHRISTELYCK IN DEN HEEREN ONTSLAPEN
INT 50 JAER SYNS OUDERDOMS,
VERACHTENDE MET ALLE WARE
GELOOVIGEN EEN SALIGE OPEER
STANDINGE DOOR CHRISTUM JESUM (GDW)
Hier rust nu eene in dit graff
die sich geheelyck over gaff
Vooreerst syn Ziel an Godt denHeer
dan tot syns naesten nut en eer
En daerin heeft hy voort gegaen
Totdat syn levent was gedaen
Soodat niemant an hem gedenckt
Of wenscht hem toe, dat Godt hem
schenckt
Die vreught, daer hy syn kindren al
met croonen en beschencken sal.
Bron: Menterwolde, dorpsgezichten
A° DNI 1558, DE 3 DACH AUGUSTI, IS GESTORVEN DE ERB. EERENTVESTE ENDE ... EERNE ... JARGES, DE ... NAESTE VOERIGE HEN YNT SESTE JAER AMPTMAN IN BEIDE OLDE AMPTEN IS GEWEST, DEN GOD GENEDICH SY (GDW)
Wapens:
Rechts: Jarges. Links: Gedeeld: I een halve adelaar; II drie eikebladeren, rangschikking onbekend [Ter Bruggen?].
Wapens in de hoeken:
I Geschaakt en over alles heen een omgewende leeuw. II Huinga. III Ten Holte [1]. IV. Doorsneden: A. onherkenbaar; B. onherkenbaar behoudens de staart van een dier.
N.B. Niet meer aanwezig. Vermeld: RAG, Register Feith 1845, nr. l. Berneer Jarges.
Zie: NAB, 1943-1948, blz. 75.
GDW, blz. 143, nr. [516].
De oudste grafsteen op het kerkhof
Bron foto en tekst: Letty Hartman op Facebook. 28 januari 2017.
De oudste grafsteen op het kerkhof dateert uit 1644. De steen is van Truijtien Gerlefs (ca.1601-1644), vrouw van Jan Tonnis. In het januari-nummer van 2005 van het tijdschrift Groninger kerken kun je lezen dat de zerk bij herstelwerkzaamheden in kader van het project 'Kerken in het groen' is gevonden onder een andere zerk. Beide zerken liggen nu naast elkaar.
Het huwelijk van Truijtien Gerlefs en Jan Tonnis is in 1627 geproclameerd in o.a. Groningen en voltrokken in Zuidbroek. Het echtpaar komt een aantal keren voor in de Notariële Archieven van Zuidbroek wegens het lenen van geld of cederen (overdragen) van verzegelde koopbrieven. In 1646 wordt Jan praebendarius te Zuidbroek genoemd. Jan is in ieder geval niet de pastor, maar welke functie hij wel heeft vervuld, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is zijn functie wel de reden waarom Jan veelvuldig als getuige bij notariële akten functioneert en dan vaak onder de intrigerende naam 'Jan Jans anders Tonnijs'.
Volgens GDW moet aan de Heiligelaan een nog oudere zerk uit 1620 van Hommo Tiackens aanwezig zijn.
Replica houten grafzerk
Op 2 juni 2018 is op initiatief van de 'Stichting Behoud Karakteristieke Dorpsgezichten Menterwolde'op het oude kerkhof bij de Petruskerk een replica onthuld van een oude houten grafzerk. De replica is van H. Watermulder overleden in 1919. De tekst op het oude exemplaar was nog goed te lezen, evenals het grafgedichtje, geschreven met een onvaste handschrift en enkele taalfouten.
Klokken
In de toren hangen twee klokken:
1. in middellijn 130 en hoog 104 + 25 cm., met opschrift: Harmannus Borgel pastor Aeilko Tiadens Wibbo Fockens kerckfogeden. Harman Kelderman heft mi gegoten in de namen der hillige drevoldicheit 1603; en
2, in middellijn 125 en hoog 140 + 21 cm, met opschrift: Samuel Neyts pastor Antwerp Aeilko Tiadens, Wibbo Fockens kerckvoegeden in Suitbroke anno 1610 Harmen Kellerman me Fecit Merten Jacobs.
[4507] HARMANUS BORGEL, PASTOR, AEILKO TIADENS, WIBBO FOCKENS, KERCKFOGDEN. HARMAN KELDERMAN HEFT MI GEGOTEN IN DE NAMEN DER HILLIGE DREVOLDICHEIT 1603
GDW, blz. 813, nr. [4507].
[4508] SAMUEL NEYTS, PASTOR, ANTWERP. AEILKO TIADENS, WIBBO FOCKENS, KERCKVOEGEDEN IN SUEBROKE. ANNO 1610 HARMEN KELLERMAN ME FECIT. MERTEN JACOPS
N.B. Sedert 1943 niet meer aanwezig. GDW, blz. 813, nr. [4508].
Bijbel
ELSSYNA THEODORICUS WILDEMAN MYN BIBLIA. HELLUM DEN 1 MAYUS 1773
N.B. Huwelijkscontract Zuidbroek 12 mei 1774 Reind Abels en Elzina Theodoricus Wildeman. Zie: RAG, Rechterlijke archieven Vx 24. GDW, blz. 815, nr. [4513].
De pastorie
De Nederlands Hervormde Pastorie is in de huidigen vorm een stemmig gebouw van vroeg 19e-eeuws uiterlijk, van één verdieping onder een zeer hoog tentdak, voorzien van een ingangsomlijsting, benevens de oude roede-indeling en glasruiten bij de vensters [7].
Korenmolen
Korenmolen, gebouwd in 1889, na het afbranden van de vorige uit 1853. Achtkante bovenkruier met stelling, hout op houten tussen- en stenen onderstuk, geasfalteerd houten kap [8] [9].
Ozinga noemt in zijn verhaal dus ook de pastorie en de korenmolen, omdat deze objecten ten tijde van zijn schrijven mogelijk ook hebben toebehoord aan de kerk. Wat dat pastorie betreft is dat duidelijk, maar bij de korenmolen zetten we nog een vraagteken[8] .
Foto: ©Jur Kuipers.
|